Aan de Bredaseweg, kort voor de grens met Hulten, ligt Landgoed Dongewijk. Het gebied is omgeven met mysterieuze verhalen over fabrikanten en koningen, over kroegbazen en arbeiders. In dit vierluik gaan we op zoek naar het verhaal achter Dongewijk. Deze keer: deel 3.

Door Theo van Etten

In deel 1 van dit vierluik kon je lezen hoe Dongewijk is ontstaan, in deel 2 maakte je kennis met de initiatiefnemer Jan Diepen. Wat voor bedrijf stond daar eigenlijk op Dongewijk?

In 1835 start Diepen, Jellinghaus & Co met de bouw van Dongewijk. De vollerij, ververij en wasserij (ook wel broeierij genoemd) staat onder leiding van Jan Diepens oudste kleinzoon Jan Hendrik Arnold en Frederik Jellinghaus, de zoon van Frans.

De nabijheid van de Donge is ideaal. Het schone aanvoerwater kan gebruikt worden voor het vollen en het wassen, terwijl de beek tevens dient als afvoer van vuil water. Waterkracht zou tevens kunnen dienen als krachtbron voor de aandrijving van de volmolen, ware het niet dat de fabriek op stoomkracht draait.

Een jaar later is er al behoefte aan uitbreiding; er wordt een nieuw gebouw aan Dongewijk toegevoegd. En nou kun je met veel dingen rekening houden, behalve met die verrekte novemberstorm die in 1836 heel Nederland in zijn greep heeft. Schepen vergaan en mensen verdrinken. Huizen, kerken en molens storten in en bomen worden ontworteld. Zo ook in Tilburg, aan de Groote Weg, nabij het riviertje de Donge. De dakgebinten staan al op de het veertig meter lange gebouw, dat volledig tegen de vlakte gaat.

Vollen

Werken in een vollerij, dat doe je niet voor je lol. Het verviltingsproces van een geweven stuk stof (dat vroeger ‘laken’ werd genoemd) gebeurt van oudsher met behulp van chemische stoffen. Een weefsel is niet direct geschikt om een maatpak of deken van te maken. Het is simpelweg te luchtig en houdt daardoor geen warmte vast. Door het ‘vollen’, klitten alle vezels samen en ontstaat er een homogene viltlaag.

Tot de vijftiende eeuw gebeurde het vollen, door de lakens in kuipen met een mengsel van water, bentoniet, urine en zeep te leggen. Bijna naakte mannen, zogenaamde voetvolders, stonden in de kuip en begonnen met kracht te stampen. Urenlang, tot de stof geheel vervilt was. Later ontwikkelde men mechanische volmolens met houten hamers die het laken bewerkten. Ze werden aangedreven door ros-, water- of windmolens.

Einde Dongewijk

Als de storm is gaan liggen, wordt het werk hervat. Uiteindelijk verrijst hier een compleet dorpje dat bestaat uit een buitenplaats met woonhuis en vijf arbeiderswoningen, waarin 13 huisgezinnen met in totaal 51 mensen wonen. Nog geen tien jaar later komt er een einde aan de vollerij op Dongewijk. Na een enorme brand in 1839, die de fabriek van Diepen, Jellinghaus & Co op Korvel volledig in de as had gelegd, was hier een gloednieuw gebouw opgetrokken met onder andere negen ijzeren volkommen. Met andere woorden: de volmolen op Dongewijk is overbodig geworden.

1844 is het laatste jaar dat Dongewijk in werking is. 1844 is om nóg een reden een memorabel jaar: Jan Diepen overlijdt.

In het laatste deel van dit vierluik lees je hoe Dongewijk zich ontwikkelde tot het huidige landgoed. Wil je daar niet op wachten, lees dan het hele verhaal over Dongewijk op: www.heemkundekringtilburg.nl. Kijk bij ‘Werkgroepen’ en dan bij ‘Project Den Grooten Weg der 1e Klasse’ onder ‘Dongewijk’. Reageren kan via: tilborch@live.nl.

In 2025, 2026 en 2027 bestaan de Bredaseweg en Bosscheweg precies tweehonderd jaar. Samen met het tussenliggende centrumgedeelte vormden zij ooit Den Grooten Weg der Eerste Klasse, no. 8. Stadsnieuws besteedt de komende tijd met enige (on)regelmaat aandacht aan deze jubilerende, voormalige rijksweg van Breda naar Den Bosch.