Wil je ’t echt Tilburgs hebben, dan zeg je ‘kaajbaand’. Een kaajbaand is de rand van een trottoir. Dat is zo universeel als wat, maar door deze kaajbaand te noemen met heel veel nadruk op beide ‘aa’s’ maak je er iets ontzettend Tilburgs van. Die lange ‘aa’ is heel typisch aan het Tilburgs dialect. De Tilburgse taaleigenheid en daarmee je afkomst (= identiteit) liet je ook horen door bijvoorbeeld ‘Jaansen’, de wijk ‘t ‘Zaand’ en ‘Stèùvesaant’ (Stuivesantplein).

Door Paul Spapens

In Tilburg speelden kinderen een spelletje dat ‘kaajbaanden’ werd genoemd. Iemand gooide een bal op de rand van het trottoir. Moet je maar eens proberen, die bal vliegt dan alle kanten op. Desondanks moest je die proberen te vangen. Een variant was op de rand van de vensterbank, maar die hield het risico in zich van een kapotte ruit.

Nog zo’n spelletje, in dit geval echt iets voor jongens, was ‘Drieappelepap’. Dit was een variant op bokspringen, dat Tilburgers ‘bok-bok-hèrring’ noemden. Het kwam er op neer dat een stel jongens een lange rij vormden. Ze kromden hun ruggen en haakten met hoofden en handen in elkaar waardoor een stevige rij ontstond. Een andere groep jongens sprong boven op die rij. Zat iedereen dan begon de onderste rij te wiebelen en stortte de hele constructie in elkaar. En dan ging je weer iets anders spelen..

Aftelrijmpjes

Bij veel spelletjes werden aftelrijmpjes gebruikt. In deze Prent van 31 juli 1986 geeft Cees Robben daar een voorbeeld van. ‘Öpke-döpke’ – hoe het ooit is bedacht is een raadsel? Deze kende allerlei variaties op ‘boter’, bijvoorbeeld ‘vèèrekesstöpke’. Een ander aftelrijmpje werd specifiek gebruikt bij verstoppertje. Je leerde er gelijk goed mee tellen: een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen tien – wie niet weg is is gezien. Of deze om iemand aan te wijzen: “Iene-miene-mutte. Tien pond grutte. Tien pond kaas. Iene-miene-mutte… is de baas.’

Een aftelrijmpje dat meer werd gebruikt bij het meisjesspel van drie ballen kaatsend tegen een muur gooien was een spelletje op zich. Er bestonden meerdere variaties van dit rijm dat niet iets specifieks Tilburgs was, maar hier veel is gezongen en gespeeld.

Karel I brak zijn been (en dan ging je op één been staan)

Karel II ging naar zee (je maakte twee zwembewegingen)

Karel III viel op zijn knie (knie vasthouden en op één been springen)

Karel IV die dronk bier (drinkbeweging maken)

Korvels bier

Bij de vier met bier werd nogal eens een biermerk genoemd. In Tilburg kiezen we dan voor deze gelegenheid het Korvels bier, ooit de grote concurrent van de Trappisten. De Posthoorn was de grootste brouwerij van Tilburg. In 1895 verwierf de brouwerij zelfs het predicaat hofleverancier. In 1921 werd de brouwerij overgenomen door de Drie Hoefijzers uit Breda. Bij menig Tilburgs café stonden vanaf die tijd fietsenrekken met in het bovenste gedeelte drie hoefijzers.

Het aftelrijm ging verder met ‘Karel V die sloeg zijn wijf’. Dat is een interessante omdat die hoogst waarschijnlijk is afgekeken van een in Tilburg veel gezongen Nieuwjaarsliedje. Dit werd gezongen als kinderen, net als met Driekoningen, Vastenavond en Koosje-Koosje (28 december) langs de deuren trokken. Er was ook een Driekoningenversie op de ‘bakker sloeg zijn wijf’. Voor deze Prent-rubriek kiezen we de kortste uit Tilburg bekende versie:

’t was op een Nieuwjaarsavond

De bakker sloeg zijn wijf

Al met ’n hete pale

Zodanig op d’r lijf

Wat zal men de bakker geven

Al voor zijn nieuwe jaar

Een kindje in de wiege

Met schoon gekrulde haar

Bakker alhier, bakker aldaar

Ik wens u een zalig Nieuwjaar…