De laatste tijd pik ik weer oude hobby’s op. Gewoon, dingen die ik in mijn jeugd heel graag deed, maar waar ik op een gegeven moment mee stopte, omdat ik het druk had met andere dingen.
Eén zo’n oude hobby is Dungeons & Dragons, een rollenspel dat ik in de jaren negentig veel speelde. Voor wie het niet kent, zal ik het even kort uitleggen. Dungeons & Dragons speel je met een kleine groep van zo’n drie tot zes personen. Eén iemand is de spelleider, ook wel de dungeon master of de DM genoemd. De dungeon master bedenkt een avontuur. Meestal is dit in een fantasy-wereld á la Lord of the Rings. De spelers spelen in deze wereld een rol, bijvoorbeeld die van een magiër, een elf of een dwerg, en zij zijn vrij om zelf hun acties te bepalen. Of deze acties ook daadwerkelijk lukken, hangt af van de dungeon master en het rollen van dobbelstenen.
Lange tijd was Dungeons & Dragons een niche-spel, maar toen het te zien was in de populaire Netflix-serie Stranger Things, bereikte het een groter publiek. En zo ook mij weer. Het was als een oude vriend die me begroette en vroeg: ‘Hé, ken je mij nog?’ Ja, dacht ik, ik ken jou nog wel, maar heb ik wel zin in jou? Jij bent iets uit mijn jeugd. Ik ben nu een veertigplusser, is het niet kinderachtig om me weer aan jou over te geven?
Puur uit nostalgie kocht ik toch een paar Dungeons & Dragons-spelboeken. Ik vond het meteen weer geweldig. Ik praatte erover met een vriend, met wie ik het spel back in the days speelde, en hij zag het wel zitten om het weer op te pakken. Mijn vrouw leek het ook leuk, alsmede een vriendin. Laatstgenoemde wist ook nog wel een oud-collega die het tof zou vinden. En zo hadden we binnen no time ons Dungeons & Dragons-clubje bij elkaar.
Dat is nu drie jaar geleden en ik heb er nog steeds geen spijt van. Het oppikken van deze oude hobby heeft me heel veel gebracht, zoals creativiteit, vriendschap en spelplezier. Ik kan het iedereen aanraden.