In deze Prent van 23 mei 1980 snijdt Cees Robben een hoogst interessant cultureel fenomeen aan, namelijk het wennen aan een andere taal en – wat daarmee samenhangt – aan een andere cultuur. Omstreeks 1980 kon je inderdaad deze opmerking van pissen en plassen nogal eens horen, aan de vooravond van de enorme veranderingen waar we nu nog steeds midden inzitten. Door dat ‘pissen wordt plassen’ in de mond te leggen van ‘den import’ wordt meteen de oorzaak aangegeven van wat inderdaad grote veranderingen waren.

Door Paul Spapens

Het zozeer in de Tilburgse samenleving verankerde dialect maakte plaats voor het Nederlands, of het Hollands. In Tilburg sprak vrijwel iedereen dialect, tot en met de fabrieksdirecteuren toe. In dit verband is het interessant om twee waarnemingen naast elkaar te zetten. Bij de leerlooierij van Bernard Pessers aan de Van Bylandtstraat werkte een Marokkaanse gastarbeider die zich al snel in zijn nieuwe omgeving verstaanbaar kon maken. De een leert dat kunstje makkelijker dan de ander.

Dit was zo bijzonder dat de Marokkaan door de Vreemdelingenpolitie steeds werd gevraagd om te tolken. Deze goedwillende man was echter alleen het Tilburgs dialect machtig. Er werd in de jaren ’60 en ’70 nog nauwelijks iets anders gesproken. En zet daar eens een hedendaagse ervaring tegenover. Als je door een supermarkt loopt en je hoort vakkenvullers tegen elkaar praten dan is dat vaak in het Engels.

Over veranderingen gesproken en dat in het besef dat taal en cultuur in elkaars verlengde liggen. Het zal niet lang meer duren of er wordt alleen nog tijdens het carnaval Tilburgs gebruikt. En gesproken? Hoogstwaarschijnlijk niet want die taal is gewoon hard aan het verdwijnen. Dit in het besef dat taal geen dictatuur is. Het gaat zoals het gaat. Dat stelde dit drietal op de Prent ook vast, of eigenlijk deed dat Cees Robben zelf want hij zette zijn eigen waarnemingen op papier.

Houtere hammen

In die tijd van de Prent werden de brengers van de nieuwe taal (Nederlands) ook wel op zijn Tilburgs becommentarieerd. Neem De Blaak, de woonwijk die in 1978 in aanbouw werd genomen. Met deze wijk wilde Tilburg een zekere uitstroom van beter gesitueerden tegengaan. Ze kochten of bouwden huizen in bijvoorbeeld Goirle en Berkel-Enschot. De Blaak moest in deze behoefte voorzien. De Tilburgers hadden snel hun oordeel klaar. Ze schamperden dat er met die dure huizen wel geen geld over zou blijven voor een fatsoenlijke boterham. Ze leefden daar in de Blaak van ‘houtere hammen’ en de plakjes snijworst waren zo dun dat de slager ze met gemak onder de voordeur door kon ‘douwen’.

Zonder dat dat meteen opvalt beginnen veel van zulke wezenlijke veranderingen als taal en cultuur aan de basis. Een sterk voorbeeld daarvan is de Marokkaanse gastarbeider die tolkte in het Tilburgs dialect. Hoeveel mensen zouden toen op bijvoorbeeld het gemeentehuis dit kunstje hebben geflikt. Schrijver dezes zou ze genoeg de kost hebben durven te geven – let op, bij wijze van spreken dan! Maar toch, juist in de culturele uitwisseling tussen Tilburgers en deze eerste nieuwkomers, speelde dit tussen de gewone vrouw en man in de straat, meer precies in de volkswijken. Het is goed om dat vast te stellen.

Praaj

Legio waren de voorbeelden van taalhulp als burenhulp. Een buurvrouw (het manvolk was aan het werk op ’t fabriek) nam haar buurvrouw mee naar de markt, pakte vrucht en groente in de hand en zei: ui, appel, banaan, prei – en zeker is toen ook wel ‘praaj’ gezegd, of ‘jèùn, maar zo is het wel begonnen, de integratie en elkaar leren kennen.

Zelfs is het zo dat het eerste Turks-Nederlands/Nederlands-Turks woordenboek in Tilburg is gemaakt door een Tilburgse textielarbeider die ontzettend mooi dialect sprak en inderdaad ‘pissen tegen plassen’ zei. Frans Tempelaars was voorman bij textielververij Van Grinsven aan de Ringbaan-Oost. Uit hoofde van zijn functie moest hij veel overleggen met zijn nieuwe Turkse collega’s. Hij schreef voor zichzelf Turkse woorden op met de Nederlandse vertaling. Daar groeide uiteindelijk een zelfgemaakt woordenboek uit, keurig vervat in een ordner. In het licht van de ontwikkelingen van Tilburg een culturele schat, ontstaan zonder pretenties, dus zo Tilburgs als het maar zijn kan.