Men heeft den boer zijn hof verbrand
Zijn vrouw en os vermoord
Dan spande de boer zichzelf voor den ploeg
Maar de boer, hij ploegde voort
Deze regels zijn gelicht uit de ‘Ballade van den boer’. Het gedicht uit 1935 werd geschreven door J. Werumeus Buning. Deze dichter was gespecialiseerd in balladen. In de ‘Ballade van den boer’ herhaalt hij steeds de zin ‘en de boer, hij ploegde voort’. Deze zin werd zo bekend dat er een gezegde uit ontstond. ‘En de boer, hij ploegde voort’ wil zeggen ‘de aanhoudeer wint’ en ‘doorgaan bij tegenslag.’ Je hoort dit gezegde tegenwoordig nauwelijks nog, hoewel het zeer goed van toepassing blijft. Een verklaring kan zijn dat er in een stad als Tilburg nauwelijks nog wordt geboerd. Dus wat zegt dan zo’n zegswijze nog?
Cees Robben, die zijn Prenten tekende voor een grotendeels stedelijk publiek, schetste toch geregeld een wereld waarin boeren de hoofdrol speelden. Zoals deze Prent van 19 juni 1970. Hij woonde in Goirle aan de rand van het dorp. Ziedaar een stukske invloed. Hij kwam veel in Riel, nog méér invloed. Hij had veel affiniteit met dorpen in de omgeving van Tilburg. Als heemkundige had hij veel gevoel voor tradities, verhalen en taal en daarin kwamen vaak verwijzingen naar het boerenbestaan voor.
In het geval van de Tilburgse boeren zou je in plaats van ‘en de boer hij ploegde voort’ beter kunnen spreken van ‘zwoegde voort’. De boeren hadden het hier gewoon hard te halen. Dat had te maken met de schrale grond. Van 1795 tot 1802 was Adriaan van der Willigen drossaard (bestuurder) van Tilburg. In zijn dagboek schreef hij over de Tilburgse boeren: (…) ’Zij zwoegen geduldig en onderwerpelijk voort, gelijk den os die zij voor de ploeg drijven. Zij werken veel, doch zonder overleg. Door wel bestuurde vlijt zouden zij met minder moeite veel meer doen. Van dit land is ongetwijfeld veel meer partij te trekken, doch men heeft het altijd veronachtzaamd (…)’.
Kritiek
Uit deze beschrijving van de aard van de Tilburgse boer klinkt enerzijds respect in de zin van ‘en de boer, hij ploegde voort’ , maar anderzijds ook kritiek. Door verstandiger te doen zou hij veel meer bereiken. Maar in deze mening deed de drossaard de Tilburgse boer onrecht. Hij was er namelijk al vele eeuwen in geslaagd op de schrale grond met weinig middelen het hoofd boven water te houden en zijn gezin te voeden. Hij deed dat op een uitgekiende manier door een landbouwstelsel toe te passen dat tegenwoordig soms wordt gepromoot om te kunnen ontsnappen aan de grootschalig landbouw die na de Tweede Wereldoorlog in Brabant werd geïntroduceerd. Het is goed om er op te wijzen dat men door middel van deze intensieve landbouw voedselzekerheid wilde garanderen.
Rond 1900 telde Tilburg een kleine driehonderd boerenbedrijven. Een op de vijf had minder dan vijf hectare ter beschikking, tweederde besloeg tussen de vijf en tien hectare. De verschillen tussen hoe deze boeren de kost moesten verdienen en tegenwoordig zijn in geen enkele andere sector zo groot. Hoe moeilijk het boeren op de Tilburgse grond was, daar kwamen de Trappisten ook achter. Zij vestigden zich in 1881 in Berkel-Enschot – op 5 maart werd op de Koningshoeven de eerste heilige mis opdragen en dat wordt gezien als stichtingsdatum. De monniken waren gevlucht uit Frankrijk. In die tijd was Caspar Houben eigenaar van de Schaapskooi, de drie boerderijen die toenmalige kroonprins, de latere koning Willem II, in 1834 had laten bouwen.
Dit complex werd door Houben aan de Trappisten ter beschikking gesteld. Het was er armoe troef. Indachtig hun aansprekende leefregel ‘ora et labora’ moesten de monniken in eigen onderhoud voorzien. Maar ook toen de boerderij en het landbouwareaal (dat zie je tegenwoordig rond de abdij liggen) door ontginning was uitgebreid, leverde de arme grond te weinig op om de gemeenschap te laten bestaan. Men moest op zoek naar een andere bron van inkomsten. Toevallig – maar was is toeval – was de toenmalige abt Nivardus Schweykart de zoon van een bierbrouwer uit München. Hij kwam op het idee om bier te gaan brouwen.
Ora et labora
We schrijven 1884, bierbrouwerij De Schaapskooi was een feit. Vanuit een nis in de voorgevel van de brouwerij ziet een beeld van heilige Benedictus, bedenker van ’ora et labora’, dat de Trappisten zich nog steeds goed aan zijn regel houden.