Een warme herfstdag in 1990. Op 1 november trok fotograaf Niek Hermans naar het Peerke Donders-park om het geboortehuis op de foto vast te leggen. De reden is waarschijnlijk dat de restauratie van het huisje afgerond was.
Door John Geerts/Tilburgers.nl
Het geboortehuisje van Peerke Donders is gereconstrueerd op de originele fundamenten in het Peerke Donderspark aan de Pater Dondersstraat 18. Het huisje werd in 1931 nagebouwd naar een ontwerp van H. Frankefort. Exterieur en interieur geven een getrouw beeld van het originele huisje en de inrichting daarvan.
In het kleine huisje woonde Peerke met zijn vader, moeder en broer. Het weefgetouw in het huisje is afkomstig van de Tilburgse thuiswever Frans Robben (1880-1920). Hij bewoonde vlakbij een wevershuisje op de hoek van de Rugdijk en de Pater Dondersstraat.
Zadeldak
Het huis is een eenlaags gebouwtje, opgetrokken uit baksteen op een rechthoekige plattegrond onder een rieten zadeldak. De voordeur is centraal in de brede voorgevel geplaatst. Aan weerszijden zijn schuiframen geplaatst. In het woonvertrek zijn een schouw en twee bedsteden te zien. De geut (spoelkeuken) bevindt zich over de hele breedte aan de achterkant van het huis.
Mieke-Nelie van der Heijden weet zich op 'Het Geheugen van Tilburg' het volgende te herinneren: “De bedstee in het geboortehuisje vond ik als kind een beetje akelig donker, klein en vochtig. Ook het kleine keukentje met Brabants bonte gordijntjes maakte niet echt een gezellige indruk. Het leukste was een bezoek aan het snoepwinkeltje, waar we voor vijf of tien cent snoep mochten kopen.”
Anijs
Johannes Wijkensis haalt herinneringen op via Facebook : “In het huiske was het zo’n 45 jaar geleden (ik was toen 8, en woonde net 4 jaar in de Stokhasselt) altijd muisstil en het rook er altijd naar anijs. We hadden altijd respect voor de ruimte die altijd afgesloten was. Daar stonden grote stellages die je door een hekwerkdeur alleen maar in tegenlicht zag, en zich dus donker tegen de achtergrond aftekenden, waarvan we heimelijk dachten dat ze met overlijden te maken hadden. Later leerde ik dat het weefgetouwen waren, en begreep het geheel ook beter.”